De inheemse zwarte honingbij

Egbert Touw, bestuurslid Stichting De Duurzame Bij, schreef onderstaande tekst over onze inheemse zwarte bij voor de website van de Stichting Zeldzame Huisdieren (SZH). Zie ook www.szh.nl.

Wij onderscheiden voor Nederland slechts twee min of meer geïsoleerde eilandpopulaties met honingbijen die in hoge mate aan de kenmerken van Apis mellifera mellifera voldoen, en wel op Texel en Terschelling. Deze populaties worden ernstig met uitsterving en hybridisering bedreigd, maar zijn nog wel geschikt om door strenge selectieprogramma’s als ‘zuivere’ populatie in stand gehouden te worden. In de rest van Nederland moet de inheemse zwarte bij als uitgestorven worden beschouwd. Lokaal worden initiatieven gestart om populaties op te bouwen met ecotypen uit Noorwegen, Zweden, Polen en België, die kenmerken van Apis mellifera mellifera bezitten.

Kenmerken

Zwarte bijen zijn duidelijk van andere in Nederland voorkomende honingbijen te onderscheiden door hun donkere voorkomen, het opvallend brede en stomp afgeronde achterlijf met smalle viltbandjes en de lange donkere beharing van de kop en het borststuk. De van het vleugelader-patroon afgeleide cubitaalindex voor de zwarte bij ligt duidelijk onder 2,0, de Hantalindex onder 9,32 en de discoïdale verschuiving is altijd negatief. Donkere bijen hebben ten opzichte van andere West Europese honingbijen een korte tonglengte.

Verspreiding 

Van de Atlantische oceaan tot aan de Oeral, van de Pyreneeën tot in Finland heeft deze robuuste, vitale en bescheiden honingbij zich in vrijwel elke ecologische niche gevestigd en zich sinds de ijstijden aan alle klimaatveranderingen aangepast. De groep van mellifera ecotypen is de enige vertegenwoordiger van de westerse honingbijen die zich in dit uitgestrekte gebied heeft aan kunnen passen.

Herkomst en verwantschap

De westerse honingbij is heeft zich ontwikkeld als product van de grote ijstijd, die ca. 1 miljoen jaar geleden heeft plaats gevonden. In die tijd hebben klimaatveranderingen bijgedragen aan het ontstaan van de verijsde poolkappen. Voor het ontstaan van de poolkappen bestonden er een veel groter aantal honingbijen soorten die op Apis mellifera leken. Wereldwijd zijn door de opeenvolgende klimaatveranderingen slechts vier honingbijsoorten overgebleven (mellifera, cerana, dorsata en florea). In Azië overleefden de voorouders van Apis mellifera van waaruit zich vier hoofdgroepen hebben ontwikkeld en verspreid over Afrika en Europa:

In westelijke richting via Noord-Afrika naar West-Europa waaronder mellifera.
In zuidelijke richting in twee groepen – noordelijk en zuidelijk Afrika.
In noordelijke richting naar de Balkan, en naar het Apennijns schiereiland, ligustica.

Moderne DNA-analysetechnieken hebben aangetoond dat de verschillen met Apis mellifera mellifera ecotypen wezenlijk groter zijn dan die tussen ligustica en carnica ecotypen. Daaruit kan afgeleid worden dat de mellifera en ligustica ‘oude’ bijen zijn en dat carnica in een later stadium van de evolutie de jongste afstammeling van de ligustica groep is. Ca. 150 jaar geleden is de bedreiging van het voortbestaan van de donkere bij begonnen door de zoektocht van imkers naar een ‘superieure honingbij’.

Huidige situatie in Nederland

In Nederland heeft het voortbestaan van de inheemse honingbij sterk onder invloed gestaan van de ontwikkelingen in Duitsland, waar onderzoek naar bijen en de beroepsimkerij door de overheid worden gereguleerd. Er is geen ander land dan Duitsland waar een landbouwhuisdier dat deel uit maakt van het Europese Natuur-en Cultuurerfgoed zo agressief en effectief is bestreden als de inheemse donkere honingbij. Het toenmaals gestelde doel een ‘melliferavrije zone’ te verkrijgen in het Duitstalige gebied is bereikt. In de aangrenzende gebieden zoals Nederland neemt het aantal donkere bijenvolken snel af, deels door hybridisering en deels omdat de voorkeur gegeven wordt door Nederlandse imkers aan de vanuit imkerperspectief gezien superieure eigenschappen waaraan het Duitse voorkeursras (carnica) voldoet. Daarnaast wordt de West-Europese donkere honingbij in het gehele oorspronkelijke verspreidingsgebied (en ook in Nederland) bedreigd door de opkomst van superieure hybride honingbijen die geselecteerd zijn op enkele voor beroepsimkers economisch voordelige kenmerken (honingopbrengst, zachtaardigheid).

Eigenschappen

Grote winterhardheid.
Grote weerbaarheid tegen indringers, bedreigingen en ziektes (varroatolerantie).
Winterbroedstop en broedstop bij gebrek aan dracht (varroatolerantie).
Verzamelt veel (overschot) en een grote verscheidenheid aan stuifmeel (lokaal aangepast).
Leeft langer dan andere ondersoorten.
Groot vliegbereik (5 km en verder met verzameld stuifmeel en nectar).
Efficiënt gebruik van voedselvoorraden (honing, stuifmeel, geen verhongering).
Snelle aanpassing volkssterkte aan dracht (zwerm traag).

Bijzonderheden

Donkere bijen die sinds honderden jaren in de korf-/heide imkerij gebruikt zijn hebben zich ontwikkeld tot een ecotype met de neiging om bij verstoring de voedselvoorraad en het broed in de steek te laten door zich aan de onderranden van de raat te verzamelen en zich samen met de koningin te laten vallen. In de korf-/heide imkerij werd van deze eigenschap handig gebruik gemaakt bij het overzetten van een volk in een andere korf. In de moderne imkerij waarbij veelal met kasten en uitneembare ramen wordt gewerkt wordt dit onrustige gedrag van bijen niet op prijs gesteld. Donkere bijen die sinds jaar en dag in kasten gehouden zijn zoals bijvoorbeeld in Zwitserland, vertonen dit onrustige gedrag niet en worden als raatvast beoordeeld. Donkere bijen die als ‘raszuiver’ beoordeeld worden kunnen zonder kap en handschoenen verzorgd worden.

Verenigingen

De Stichting De Duurzame Bij en de Twentse imkerclub ’t Landras (http://www.landras.nl) zetten zich in voor het behoud van dit bijen-ras.
De Duurzame Bij selecteert de zwarte bijenpopulatie niet alleen op de bovengenoemde uiterlijke kenmerken maar heeft ook als doel zwarte bijen te selecteren die varroa-tolerant zijn en dus zonder bestrijding van deze mijt overleven.
’t Landras laat sinds 1980 nabij Haarle, op het bevruchtingsstation de Sprengenberg, jonge koninginnen bevruchten door zuivere vadervolken.

De Duurzame Bij gebruikt sinds 2002 het werkeiland Neeltje Jans als bevruchtingsstation. Sinds 2015 worden daar ‘zwarte’ darrenvolken afkomstig van Texel als vadervolk geplaatst.
DDB registreert imkers (kwaliteitskeurmerk van telers) en koninginnen en darrenvolken (stamboek) waar van nageteeld en geselecteerd wordt. De Duurzame Bij werkt aan/met bestrijdingsvrije imkermethoden met varroatolerante inheemse donkere bijen.

Referenties

Delforge B. and Guerriat H. (2012). Pollen Spectra of Buckfast and Dark Bees. Proceedings SICAMM meeting. Melliferach Magazin.
Ruttner F. Naturgeschichte der Honigbienen, uitgave 2003.
Ruttner F. Biogeographie and Taxonomy of Honeybees, Springer-Verlag 1988